Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vezels

betekenis & definitie

zijn langgerekte elementen van zeer verschillende oorsprong, die hun grote waarde voor de mensheid ontlenen aan diverse zeer uiteenlopende eigenschappen, waarvan de vervlechtbaarheid of verspinbaarheid wel tot de belangrijkste behoren. Alle bezitten een zekere treksterkte, elasticiteit, weerstand tegen buigen en knikken of wringen en tegen splijten.

Sommige bezitten een fraaie glans of een goede verfbaarheid, terwijl bijzondere eigenschappen hen geschikt maken voor bepaalde doeleinden, b.v. warmte-isolerende (wol), onbrandbaarheid (asbest), drijfvermogen i kapok) enz.We onderscheiden natuurlijke v. en kunstmatige v. De eerste kunnen zijn van minerale oorsprong (asbest; of van plantaardige of dierlijke herkomst. De plantaardige zijn bastvezels, vaatbundels (vaak met steunweefsel), bladvezels, bladschedevezels, wortels (chiendent), stengels of haren (zaadpluis, vruchtpluis:. de dierlijke zijn haren (wol), spinsels van rupsen (zijde), gespleten walvisbalein, byssusdraden, waarmede mossels zich vasthechten (mosselzijde). De kunstmatige vezels worden langs chemische weg verkregen en bestaan geheel uit producten van de chem. industrie (synthetische v.) of maken gebruik van de elementen van plantaardige of dierlijke v. halfsynthetische v.).

De structuur loopt zeer uiteen. De plantenvezels zijn soms eencellig (katoen, kapok, rameh) en bezitten dan vaak een lumen (celholte), maar meestal zijn ze opgebouwd uit celgroepen (vlas, hennep, jute) of uit vaatbundels. De vorm is meest cylindrisch, maar bij katoen bandvormig en getordeerd, terwijl zijde driehoekig is op doorsnede. de lengte van de vezels loopt uiteen van een 10 à 25 mm (katoen en kapok) tot een continue draad van ettelijke meters (zijde). Langgerekte dierlijke cellen worden ook v. genoemd: spier-v., zenuw-v., bindweefsel-v. (z. Histologie).

< >