is het verplanten van jonge zaailingen van de zaaibakken of -kistjes in andere bakjes. Het v. is nodig om stevige gedrongen planten te krijgen, omdat de jonge plantjes anders tegen elkaar op groeien en te lang gerekt worden, terwijl bovendien door het v. de worteltjes zich meer gaan vertakken en een beter wortelgestel verkregen wordt.
De kistjes worden onderin gevuld met ongezeefde grond, waarop fijn gezeefde, lichte grond wordt aangebracht, al dan niet vermengd met zand. Bij zeer kleine zaailingen maakt men gebruik van een gaffelvormig ingesneden verspeenhoutje, om de plantjes uit de zaaibak te lichten en een puntig stokje om een gaatje voor het plantje te prikken en aan te drukken. De plantjes mogen niet te diep komen te staan. Na het v. worden de planten licht overgebroesd en meestal met glas afgedekt. Bij soorten met zeer kleine kiemplantjes worden dikwijls groepjes tegelijk verspeend, zoals bij varenvooritiemen, Lobelia e.a. Bij dgl. soorten is het tevens dikwijls noodzakelijk, dat meer dan eenmaal verspeend wordt.