Wanneer men met 2 ogen een voorwerpspunt in de ruimte bekijkt, richt men de ogen zo, dat het beeld van dat punt gevormd wordt op de gele vlek van het netvlies. Dit is de plaats waar het netvlies het meest gevoelig is.
De oogassen maken dan een hoek met elkaar, die groter of kleiner wordt naarmate het voorwerp zich dichterbij of verderaf bevindt. Deze hoek is dus een maat voor de afstand.Houdt men de ogen gericht op een bepaald punt, dan worden er tevens beelden op het netvlies gevormd van punten in de omgeving van dat punt. Deze vallen dan niet op de gele vlek, maar daarnaast op andere delen van het netvlies. Ons zenuwstelsel combineert echter de beelden die op de netvliezen van het linker- en rechteroog vallen tot één geheel, voorzover dit beelden zijn afkomstig van de naaste omgeving van het punt waarop is ingesteld. Van punten die veel dichterbij of verderaf liggen blijven de beelden gescheiden. Deze ziel men clan dubbel. Het verschijnsel dat er van verschillende punten tegelijk beelden gevormd worden, die men in hun onderlinge ligging ziet, noemt men s.
De ervaring, het onbewust rekenen met verhoudingen en vormen, het waziger worden in de verte, het verdwijnen van voorwerpen achter elkaar, zijn factoren die ons de indruk geven van ruimtelijk zien. Zij hebben met s. echter niets te maken. S. vindt toepassing in de fotogrammetrie.