Bij de staalbereiding moet het ruwe ijzer worden ontdaan van verontreinigende bijmengsels, voorn. bestaande uit verbindingen van silicium, fosfor, mangaan, koolstof en zwavel. In 1878 vonden THOMAS en GIICHRIOT een methode om, na toevoeging van kalk en met luchtdoorlciding, het gesmolten ruwe ijzer hoog genoeg te kunnen verhitten om ook de pas bij hoge temp. oxyderende
fosforverbindingen af te scheiden. De genoemde verontreinigende elementen, voorzover na de oxydatie niet vervluchtigend (koolstof, zwavel) scheiden zich af in de zich op het gesmolten ijzer verzamelende slak. Fosfor en silicium zijn daarin aanwezig als kalkfosfaten en kalksilicaten. De slak wordt afgescheiden en na afkoeling gebroken en fijngemalen. Oorspronkelijk wist men deze slakken alleen te gebruiken voor wegverharding. De Duitse landbouwscheikundige WAGNER kwam echter op het idee de gemalen slak als fosforzuurmeststof te gebruiken.
Zijn in 1883 begonnen proeven hadden succes en sindsdien is de fijngemalen slak onder de naam s. of Thomas (slakken) meel een belangrijke fosfaatmeststof geworden (z. Bessemer peer).
De procentische samenstelling t.a.v. de belangrijkste bestanddelen is: SiO2 6- 8; P2,05 16-20; AI2O3 1-1; Fe2O3, 7-10; FeO 5-6; MnO 5-6; CaO 40- 55; MgO 2-4.
Het fosforzuur komt grotendeels voor als tetracalciumfosfaat (Ca3(P04),Ca0) en als calciumfosfosilkaat (Cas(PO4)2CaSi03) en is, als het product voldoende fijn is vermalen (95 % door de 0,17 mm zeef ; bijna geheel (voor ongeveer 95%) oplosbaar in 2% citroenzuur. Het gehalte aan in dit zuur oplosbare fosforzuur is een maatstaf voor de waarde. Het fosforzuur uit s. komt vlot ter beschikking van het gewas, vooral op lichte en zure gronden. Mede door het hoge kalkgehalte voldoet het daar uitstekend.
Bij de bereiding van ruw ijzer in hoogovens ontslaat silicakalk. Koperslakkenbloem is een bijproduct van de koperbereiding (z. Sporenelementen).