Gesl. van snuitkevers. In trop. gebieden treden enkele soorten op als gevaarlijke vijanden van cocos-, dadel- en oliepalmen.
Men spreekt in Indon. van de klappersnuittor, ook wel van palmboorder. De kevers houden zich overdag schuil; s nachts leggen zij eieren aan de wortelhals of aan het vegetatiepunt. De larven boren zich in en maken gangen. In het onderste deel van de stam is de schade meestal niet zo belangrijk, behoudens dat gevaar voor breuk door de wind ontstaat. Bij aantasting van het vegetatie-punt kan de palm afsterven. Gezonde, onbeschadigde palmen schijnen weinig te worden aangetast.
Bestrijding van de larve in de stam is moeilijk. Men kan vloeistoffen zoals benzine, tetrachloorkoolstof of zwavelkoolstof in de gangen brengen en daarna de openingen naar buiten afsluiten. Voorts kan men verse, opengespleten en weer dichtgebonden stamdelen neerleggen; de kevers komen hierop af en kunnen dan weggevangen worden.