Soorten van dit bladluizengesl. leven in de grond, zeer dicht bij de grond of in vochtige omgeving op bladeren, takken of stammen. De zomervormen hebben een vochtige atmosfeer nodig.
Bekend zijn o.a.: R.latysiphon DAY., die in kelders en kuilen op uitlopers van opgeslagen aardappelen leeft; voorts in de grond op de wortels. Ook verschillende andere gewassen kunnen als waardplant dienen, o.a. tulp en primula. De soort is doorgaans weinig schadelijk. Voor R.staphyleae Koch is de zomerwaardplant Staphylea. In het voorjaar vliegt een deel van de populatie naar bolgewassen, o.a. tulp en crocus, waarop de luizen zich het gehele jaar kunnen ontwikkelen. Aan bolgewassen kan deze bladluis aanzienlijke schade veroorzaken. De subsp. tulipaellus THEOB. wordt dikwijls in de winter in grote aantallen aangetroffen in bietenkuilen, samen met andere bladluizen.