(voorpootrecht) is het recht om op openbare grond, langs wegen e.d. beplantingen te hebben en komt voorn. voor in N.Brab. doch ook elders. Eertijds werd door de Overheid aan de gezamenlijke ingezetenen van een dorp bij schriftelijke acte (z.g. pootkaart) een tweeledig recht verleend:
(1) ieder mocht individueel voor zijn erf in de berm poten ( = voorpootrecht);
(2) de gezamenlijke dorpelingen mochten de markegronden buiten de openbare wegen bebossen t.b.v. de markgenoten. De pootkaart was verkrijgbaar tegen een cijns (houtschat). Daar praktisch geen markegronden meer bestaan, bestaat het onder (2) genoemde recht niet meer.