Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Ontwateringsdiepte

betekenis & definitie

De afstand tussen maaiveld en grondwaterstand. De beworteling van de gewassen kan alleen tot ontwikkeling komen in grondlagen, waar lucht en water aanwezig zijn (z.

Wateroverlast). Gewassen met een ondiep wortelstelsel, b.v. grasland, behoeven slechts een dunne doorluchte bovenlaag. Gewassen, die een diep wortelstelsel ontwikkelen (de meeste akkerbouwgewassen), eisen een diep doorluchte bovenlaag. Lichte gronden zijn slechts over een geringe hoogte boven de grondwaterstand met water gevuld, zware gronden over grotere hoogte (z. Grondwater). Bewortelingsdiepte en geaardheid van de grond bepalen volgens vorenstaande overwegingen in onderlinge wisselwerking de meest gewenste ontwateringsdiepte.Bij veengrond speelt ook de gevoeligheid van de grond voor indrogen een rol.

Voor samengestelde profielen, b.v. klei op veen of veen op zand, liggen deze waarden enigszins anders. Voor andere gebruikswijzen, b.v. fruitteelt, houtteelt, komt men eveneens tot een andere meest gewenste o. Voorts zal deze o. in natte jaren iets groter zijn dan in droge jaren.

Door regeling van de slootwaterstand zal men trachten de meest gewenste o. te verwezenlijken. Daartoe is in de wintermaanden een lage, in de groeiperiode een hogere slootwaterstand gewenst, althans indien de doorlatendheid van de grond voldoende groot is om in de zomermaanden water uit de sloot het land in te doen stromen. Aldus kan men in polders de meest gewenste o. door een doelbewuste beheersing van de polderwaterstand (z. Polderpeil) benaderen. Vaak is aanvullende infiltratie en drainage nodig. Op de hoge gronden treden veelal grote o. op, die moeilijkheden veroorzaken, omdat juist de hier gelegen lichte zandgronden een geringe o. behoeven.

< >