(Eng.: powdery mildew, Frans: l’oidium of le blanc) is een plantenziekte waarbij de bovengrondse delen pleksgewijs of geheel overtrokken zijn met een wit, grijs of beige schimmelpluis. De schimmels, die de e. m. veroorzaken behoren tot de orde Erysiphales van de Ascomycetes.
Alle soorten, die tot deze orde behoren, zijn parasitair, zij kunnen niet in vitro gekweekt worden. E, m.-schimmels overtrekken met hun mycelium bladeren, stengels, bloemen en vruchten van talrijke plantensoorten; zij groeien dus buiten op de waardplant (ectoparasieten). Aan deze onttrekken zij hun voedsel d.m.v. korte uitlopers (haustoriën), die in de cellen van de opperhuid dringen. Op het mycelium wordt een poederachtige massa gevormd, die uit de ongeslachtelijke sporen (conidiën) bestaat. Deze worden door de wind gemakkelijk meegenomen en kunnen zodoende de ziekte snel verspreiden. In de loop van zomer of najaar ontstaan in het schimmelovcrtrek buiten op de plant kleine zwarte bolletjes (cleistotheciën:, die van typische aanhangsels zijn voorzien en waarin één of enige asci met ascosporen worden gevormd.
Zij dienen in vele gevallen voor de overwintering van de parasiet. Bekende meeldauwziekten zijn de graanmeeldauw (Erysiphe graminis de.), de Amerikaanse kruisbessenmeeldauw (Sphaerotheca mors-uvae (SCHW.) BERK.), en de c.m. van aardbei, druif, roos, erwt en eik. De laatste jaren treedt de appelmeeldauw (Podosphaera leucotricha (ELL. et EVERH.) SALM.) sterk op de voorgrond; onze beste appelrassen zijn hiervoor zeer vatbaar. Deze m. overwintert in de knoppen, de in het voorjaar uitlopende loten zijn dan in hun geheel aangetast. In de tropen is het meest bekend de m. van Hevea (Oidium heveae STEINM.).M. kan o.a. bestreden worden met zwavelpraeparaten. Bij de gewassen, die gevoelig zijn voor zwavel (b.v. kruisbes), gebruikt men koper. In de landbouw, waar een chem. bestrijding veelal niet rendabel is, kan men soms door cultuurmaatregelen of door het verbouwen van resistente rassen schade verminderen of vermijden.