is een voorschrift, gegrond op de Tarwewet 1931, waarbij de Regering de bevoegdheid verkreeg te bepalen, dat in het meel of de bloem, gebruikt voor het bakken van brood, een bepaalde hoeveelheid meel of bloem, afkomstig van inheemse tarwe gemengd moest zijn. De Regering kreeg daardoor de gelegenheid om de meelfabrieken voor te schrijven tegen welke prijs deze de inheemse tarwe moesten inkopen.
Deze inkoopprijs werd ver boven de wereldmarktprijs bepaald, waardoor het m. een krachtige financiële steun voor de tarwetelers werd.In België bestaat eveneens een m. en m. met de bedoeling de richtprijs van de inlandse tarwe te steunen. De hoeveelheid in te mengen inlandse tarwe wordt jaarlijks door de Regering vastgesteld.