De ribben zijn aan hun boveneinde verbonden met de wervelkolom. Hun ondereinde is d.m.v. kraakbeenstukken verbonden met het borstbeen.
Deze verbinding is direct of indirect. In het laatste geval hecht het kraakbeenstuk zich vast aan het kraakbeen van de voorafgaande rib. Bij koeien ontbreekt bij de laatste (achterste) rib het kraakbeenstuk soms geheel of gedeeltelijk en hecht dit zich niet vast. Het ondereinde van de rib zit daardoor los in de buikwand. Een dgl. rib noemt men een losse of valse rib.