is een schijngras, dat o.a. op Borneo veel voorkomt in moerassige streken. De geoogste bloeistengels worden bedekt met houtas en gedurende 5 dagen in de zon gedroogd.
De bladscheden vallen dan af en de daarna geplette stengels worden gebruikt voor het vlechten van z.g. poeroenmatten. Deze worden gebruikt voor emballeren van tabak, kapok, katoen enz.