De aan een stof toegevoerde warmte kan dienen om de temp. van de stof te verhogen (de kinetische energie van de moleculen te vergroten) en om de toestand van de stof m.o.m. ingrijpend te wijzigen (de potentiële energie van de moleculen te vergroten). In het laatste geval zegt men, dat de warmte latent, d.i. verborgen, in de stof aanwezig is.
Bij processen zoals koken en smelten, treedt geen temperatuursverhoging op. Alle toegevoerde warmte doet dienst om de stof in een andere toestand te doen overgaan en wordt dus in l.w. omgezet. Bij de omgekeerde processen, zoals condenseren en stollen, komt de l.w. weer als normale warmte vrij.