Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 18-11-2021

Landmeten

betekenis & definitie

is het m.b.v. de middelen, die de landmeetkunde verschaft, verrichten van metingen en berekeningen, die tot resultaat hebben een kaart, of omgekeerd het projecteren van een op een kaart aangegeven plan op het terrein. Oorspronkelijk was het l. het opmeten van een kleiner of groter perceel, om daarvan de oppervlakte en daarmee de ruilwaarde te leren kennen of om de grenzen zodanig vast te leggen, dat deze als zij op het terrein onzichtbaar waren geworden, weer waren terug te vinden.

Deze zelfstandige metingen waren van eenvoudige aard. Bij rechthoekige percelen was het bepalen van lengte en breedte voldoende. Van een driehoek mat men de drie zijden.Later werden van een driehoek basis en hoogte gemeten en van een trapezium de evenwijdige zijden en de hoogte. Minder eenvoudige figuren waren altijd wel samen te stellen uit rechthoeken, trapezia en driehoeken.

Een van de belangrijkste regels, die men bij het l. in acht moet nemen, is dat men van het groot in het klein werkt. Men begint met een meetkundige grondslag, die eenvoudig kan zijn, b.v. een vierhoek, die het terrein omsluit. De terreinvoorwerpen worden dan opgemeten aan de zijden en aan meetlijnen, die binnen de grondslag worden uitgezet.

Meestal zal de meetkundige grondslag een minder eenvoudige vorm moeten hebben, b.v. een veelhoek, die het terrein omsluit en die aangevuld wordt met veelhoeken die het terrein verder onderverdelen. Indien het op te meten terrein te uitgebreid wordtvoordeze methoden, maakt men gebruik van een driehoeksnet. Zo zijn alle kadastrale gemeenten en verschillende oudere polders opgemeten aan een afzonderlijk driehoeksnet. Toen men een inzicht nodig had over grotere uitgestrektheden, b.v. voor het aanleggen van wegen of het maken van waterbouwkundige plannen, trachtte men door vele tekeningen van afzonderlijke opmetingen aaneen te leggen tot een kaart te komen. Dit mislukte echter volkomen. Het verband ontbrak in zodanige mate, dat men op een dergelijke kaart geen plannen kon ontwerpen.

Men kan hiervan een indruk krijgen door oude provinciekaarten van Ned. te vergelijken met de topografische kaart. Van de hogere geodesie had men geleerd, dat het mogelijk was d.m.v. driehoeksmeting de onderlinge ligging van ver uiteenliggende punten te bepalen.

Ten einde de afzonderlijke kadastrale gemeenten in een kaart van het gehele land te verenigen en op de juiste plaats te leggen, werd door KRAYENHoff tussen 1801 en 1811 een driehoeksnet over het gehele land gemeten. De berekeningen waren in 1827 klaar. Dit primaire net werd verdicht door een aantal secundaire netten, zodat in 1861 voldoende gegevens bekend waren om, zij het met vele moeilijkheden, uit de kadastrale kaarten de topografische kaart lot stand te brengen.

De met grote moeite verkregen resultaten waren echter onbevredigend, zodat men dankbaar de door de hogere geodesie toegestoken hand vatte. In Ned. werd nl. op verzoek van Pruisen een deel van de Midden Eur. graadmeting uitgevoerd. De daartoe verrichte driehoeksmetingen leverden van een groot aantal punten rechthoekige coördinaten in stereografische projectie. De landmeter kon van dit raamwerk voor al zijn metingen gebruik maken. Vaak zal hij d.m.v. driehoeksmeting of voorwaarts en achterwaarts insnijden in de buurt van het op te meten terrein enkele punten z.g. driehoekspunten of SNELLIUS-punten in coördinaten leren kennen. Daarna worden veelhoekspunten gemeten en berekend. De terreinvoorwerpen worden dan d.m.v. detailmeting aan deze veelhoekszijden of aan meetlijnen, die tussen veelhoekszijden worden uitgezet, opgemeten.

Het in kaart brengen geschiedt dan als volgt. Eerst worden de in coördinaten berekende driehoekspunten en veelhoekspunten m.b.v. een coördinatograaf op een bepaalde schaal uitgeprikt. Daarna begint de kaartering. Wenst men de oppervlakten der percelen of van een complex te kennen, dan kan men dit grafisch doen m.b.v. een planimeter of door het verdelen in driehoeken. De oppervlakten van grote complexen worden uit de coördinaten der hoekpunten berekend.

Het grote voordeel van de hier] geschetste methode is, dat iedere meting in onderling verband wordt gebracht met andere metingen, hetzij op andere plaatsen, hetzij op een ander tijdstip verricht. Het is daarom aan te bevelen incidentele metingen volgens deze methode te doen.

Voor het in kaart brengen van grote gebieden wordt tegenwoordig veel gebruik gemaakt van de fotogrammetrie. Ook hier worden de foto’s ingepast in een raamwerk van hogere orde, verkregen d.m.v. astronomische plaatsbepaling, driehoeksmeting e.d.

A. KRUIDHOF.

< >