Methode van bosaanleg, waarbij men tracht, de grond in actieve toestand te brengen door de teelt van lupinen, gevolgd door één of meer jaren landbouwgewassen. De opbrengst van deze laatste moeten dan dienen om de kosten voor de grondbewerking en de bebossing geheel of gedeeltelijk te dekken.
Ook bij de herbebossing en verjonging wordt soms l. toegepast om de groeiplaats ingrijpend te verbeteren. Door bemestingen, vooral met kalk en stikstof, en de keuze van gewassen tracht men daarbij de ruwe humus van gedegradeerde bosgronden om te zetten in actieve duurzame humus. Een bezwaar van de l. is, dat men een relatief te rijke bovenlaag krijgt, waardoor de houtsoorten, vooral diepwortelende zoals Pinus, te oppervlakkig gaan wortelen. Hierdoor is hun weerstand tegen storm en droogte gering. Bovendien treedt later vaak een terugslag op, wanneer de bovenlaag uitgeput is.