of landbouwweerkunde (ook wel agrometeorologie genoemd) is dat deel van de weerkunde, dat van belang is voor de landb. In Ned. wordt het landbouwmeteor. onderzoek voorn. verricht bij het K.N.M.I. te De Bilt.
De onderafdeling Landbouwmeteorologie werd 1 Jan. 1943 opgericht als onderafdeling van de afd. Klimatologie van het K.N.M.I. Algemene taakomschrijving: het verrichten van onderzoek en het geven van voorlichting op het terrein van de wisselwerking tussen weer (en klimaat) en plantengroei (ook opbrengsten en ziekten).Tot de belangrijkste onderwerpen behoren:
a. Statistisch onderzoek naar de samenhang tussen het weer en de opbrengst der gewassen m.b.v. veeljarige cijferreeksen uit het verleden. Vastleggen van de periode(n) in de ontwikkeling der gewassen, waarin deze gevoelig zijn voor weersinvloeden.
b. Veldonderzoek. Verband tussen de temp. en de groei van planten. Studies over de invloed van houtwallen op het klimaat van de omgeving. Onderzoek naar het vóórkomen van nachtvorst en de bestrijding van nachtvorst. Algemeen microklimatologisch onderzoek.
c. Phaenologisch onderzoek, waaronder men dient te verstaan het verzamelen en rangschikken van gegevens over de ontwikkeling der organismen (plantaardige zowel als dierlijke), alsmede de studie van de samenhang tussen deze gegevens onderling.
d. Bewerking van klimatologische gegevens ten dienste van de Landbouw.
e. Waarschuwingsdiensten; - voor aardappelziekte (sinds 1927 door het K.N.M.I. verzorgd), - voor de schurftbestrijding van appel en peer (in samenwerking met de Plantenziektenkundige Dienst). Verzorging van de land- en tuinbouwkundige mededelingen bij de dagelijkse weerpraatjes van het K.N.M.I. (In samenwerking met de P.D. en de land- en tuinbouwecnsulenten.)
ƒ. Incidentele onderzoekingen in samenwerking met onderzoekers van andere instituten.
In België is de waarschuwingsdienst voor land- en tuinbouw toevertrouwd aan het Kon. Weerkundig Instituut te Ukkel.