(volksk.) De l.s. op de laatste akker was de toevlucht voor de korengeest volgens de oud-Germaanse opvatting. Vandaar allerlei oude gebruiken. de l.s. werd in de vorm van een pop gebonden en met linten versierd naar huis gereden, om bewaard te worden tot de volgende oogst.
Nog is in de Graafschap de l.s. zo groot als vijftien gewone. Hij wordt met groen en bloemen versierd naar huis gebracht. Dit is het olde wief. Er wordt omheen gedanst en gezongen; de boerin moet tracteren. In Het Bilt in Friesl. kreeg de l.s. bonen de vorm van een man met een kiel aan en een hoed op. Maar van dit alles is niets meer over.
In het Rijk van Nijmegen en in N. en Midden Limb. is de l.s. dubbel zo dik als gewoon. Ook daar wordt hij met groen en bloemen versierd naar huis gebracht. Te Schinnen wordt hij op de binnenplaats van de hoeve gedorst, terwijl de arbeiders de cramignon (een rondedans) uitvoeren.