veroorzaakt kreupelheid en daardoor minder grote voedselopname en achteruitgang van de productie en conditie. De meest voorkomende k. is de zoolzweer, die door een operatieve behandeling is te genezen.
Verder kent men de tussenklauwontsteking, vaak als nasleep van mond- en klauwzeer. Hierbij is door het stukgaan der blaren tussen de klauwen, een secundaire infectie ontstaan (meestal door de necrosebacil), wat versterf van weefsel ten gevolge heeft. Soms vreet deze aandoening in de diepte en wordt het in de klauw gelegen klauwgewricht in het proces betrokken. Dan ontstaat een klauwgewrichtsontsteking, die alleen door amputatie van de klauw tot genezing is te brengen.