Stuurinrichting van een zaagmachine. Aan weerszijden van het voorstel, dat draaibaar is t.o.v. het achterstel, is een stuurketting bevestigd, die in het midden over een stuurtrornmel loopt.
Deze stuurtrornmel zit op de disselboom van het achterstel en wordt met een handkruk door de bestuurder gedraald. Bij het draaien van de stuurtrornmel wordt de stuurketting aan de ene kant op-, aan de andere kant afgewonden, waardoor het voorstel t.o.v. het achterstel wordt gedraaid. Een k. geeft een vaste, m.o.m. schokvrije besturing aan de zaaimachine, ook op kluiterig land.