(plantk.) noemt men de inwerking van een uitwendig agens op een plant, zodat deze meestal naderhand - een reactie vertoont (nawerking). De i. is vooral van belang bij die physiol. reacties, waarbij het primaire effect van de inwerking eerst merkbaar wordt door koppeling met een onafhankelijk van deze inwerking reeds aanwezig stofwisselingsproces.
Door deze koppeling wordt het primaire effect aanzienlijk versterkt en uitwendig waarneembaar : prikkel- of stimulusprocessen). Vb.: een kortdurende éénzijdige belichting van een plantenorgaan, welke aanleiding geeft tot een later optredende phototropische kromming (groeibeweging) ; een kortdurende standsverandering van een plantenorgaan t.o.v. de richting van de zwaartekracht, waarna een geotropische correctie (wederom als groeibeweging) volgt; een kortdurende belichting in de nacht welke lange-dagplanten induceert (resp. korte-dagplanten verhindert) bloemknoppen aan te leggen. Het effect van een i. is, in het bijzonder hij photobiologische stimulusprocessen, afhankelijk van de energie-inhoud van de stimulus.