(volksk.) is op zijn Hollands: heen gaan om te koken. Het is een oeroud Twents gebruik: de boeren bezoeken elkander op een dag in Jan., blijven de ganse dag en doen zich te goed (vruchtbaarheidsrite).
De boerenknechten en meiden gaan op Oudejaarsavond naar huis; dat heet evenzeer hèn koken gaan. Ze krijgen worst, stoet en koffiebonen mee van de boer. Het heet dan ook in het oude deuntje, dat ze komen.
Met de wors om het oor
En ‘n stoete onder ‘n arm.
En dan wordt thuis de kookstomp op de haardplaat gezet, omgeven van kluun (losse turf) en van schadden (heiplaggen). Op dit vuur worden de nieuwjaarskoeken gebakken en de avond wordt gevierd met eten en drinken (Vgl.: Avondpraten, Boerenbezoek, Gasterij en Tafeltjesavond).