kniptorren, zijn nauwelijks middelmatig grote, slanke kevers, iets afgeplat, zijranden van het lichaam ongeveer evenwijdig, sprieten 11-ledig, snoervormig, gezaagd of zelden gekamd, tarsus 5-ledig. Met een eigenaardig mechaniek aan de onderkant van het borststuk kunnen zij, op de rug liggend, sprongen uitvoeren.
De larven,koperwormen of ritnaalden, zijn slank cylindrisch, licht tot donkerbruin, met een goed afgezette kop en drie paar borstpootjes. Zij leven in en van molm of ander detritus, alsmede in de grond. Bepaalde soorten, b.v. van het gesl. Agriotes ESCHSCH., tasten de wortels van levende planten aan en kunnen hierdoor op bouwland zeer schadelijk worden.
In de gematigde klimaten is de fam. goed vertegenwoordigd, in de tropen treedt zij minder op de voorgrond. In Indon. komt de grote, ca 5 cm lange,bruine Oxynopterus mucronatus Oliv. niet zelden voor; de grote, zwartbruine larven leven in de grond en werden door KALSHOVEN in tcrmiclcnncsten aangetroffen, zich voedende met het termietenbroed.