Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Eendenkooi

betekenis & definitie

is een inrichting voor wilde eendenvangst in ’t groot. De kooivijver (ca 100 X 100 m) ligt midden in een perceel bos (griend).

Vanuit de vijver lopen 2-6 vangpijpen, gebogen, doodlopende slootjes (30 X 2 m), overhuifd met netwerk, dat bij het dode eind een fuik vormt. Langs vijver en vangpijpen staan rietschuttingen. Na de broedtijd verzamelen een 1000-2000 eenden zich op de vijver (Juli). Jacht of andere verstoring zijn wettelijk verboden binnen een kring van 750 m (soms meer), vanuit het midden der kooi. de overjarige eenden laten zich niet gauw verschalken, maar de pas vlug geworden jongen zijn zeer nieuwsgierig. Een daartoe afgericht hondje loopt de vijver langs en een pijp binnen, de eenden volgen uit nieuwsgierigheid. Nu vertoont de kooiker zich tussen de rietschermen bij het begin van de pijp. De eenden in de pijp vluchten van hem af naar de fuik, ze durven niet langs de man naar de vijver terug. Door de schermen zien de eenden op de plas niet wat achteraan de pijp gebeurt en blijven rustig zitten, zodat meerdere vangsten per dag mogelijk zijn.

Daar echter steeds wel een paar der in de pijp gelokte eenden naar de vijver ontsnappen (10-20%), raken de eenden op de vijver geleidelijk (Sept.-Oct.) afkerig van de pijpen (‘verkooid’). De verkooide eenden vormen de ‘stal’. De Aug.— Sept.-vangst van inlandse wilde eenden vormt ca 40% van de gemiddelde totaalvangst der kooien. In Sept.-Nov. worden aan de kust en riviermonden ook veel talingen, smienten en pijlstaarten gevangen (ca 20% der totaalvangst). Soms volgt in Nov.-Jan., bij vorstinval in het Oostzeegebied, massavangst van wilde eenden uit N. Eur. (Finl. en omgeving). Dit echter maar eens in de 4-8 jaar.

De vangst van inlandse wilde eenden is geen ‘roofbouw’, doordat de kooikers broedkorven uitleggen (soms 400-6001 en bij strenge vorst hun ‘stal’ voeren (soms 5000-10.000 kg). Bij de trekeendenvangst (60% der totaalvangst) bestaan deze tegenprestaties niet.

De 120 Ned. e. vangen tezamen gem. 300.000 eenden per jaar. De meeste kooien zijn nevenbedrijf bij een boerderij. Met rendement was in de dertiger jaren gering, doch sedert 1940 goed. Ontwatering, ruilverkaveling, wegenaanleg e.d. (Maaskanalisatie, inpolderingen bij Giethoorn, bemaling der boezemlanden in centraal Friesl. e.d.) bedreigen steeds meer kooikers in hun bestaan.Een gering aantal kooien heeft echter van de verzoeting van het IJselmeer zeer geprofiteerd. Natuurbeschermingsorganisaties bezitten verschillende e., enkele zijn als ringstations t.b.v. het onderzoek naar de trek der eenden in gebruik.

T. LEBRET.

< >