Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Declinatie

betekenis & definitie

1. De magneetnaald, die in een kompas of boussole-instrument is aangebracht, wordt door de aarde, die als een grote magneet werkt, ongeveer N.Z. gericht.

De afwijking van de magneetnaald t.o.v. de astronomische N. richting noemt men miswijzing of d.. De d. is het gevolg van het feit, dat de magnetische en astronomische polen niet samenvallen. De naald van een compas, die naar het N. wijst, wordt daarheen getrokken door de magnetische Zuidpool. Deze magnetische Zuidpool ligt 70°30’ N.B. en 95°30’ W.L. De plaatselijke d. wordt mede bepaald door de magnetische eigenschappen der aardkorst in de onmiddellijke nabijheid van de plaats neming. In Ned. is in 1953 de d. ten naaste bij 6° West. Jaarlijks wordt deze d. ca 10 kleiner. Dit wordt toegeschreven aan regelmatige veranderingen, die in het aardlichaam plaats vinden, zoals de verschuiving van de aardkorst t.o.v. de kern. Behalve deze verandering ondergaat de d. nog jaarlijkse en dagelijkse schommelingen, die worden veroorzaakt door getijde-stromingen in de ionosfeer. Sterke storingen in de ionosfeer b.v. t.g.v. zonnevlekken gaan gepaard met grote schommelingen der d.

2. In de sterrenkunde bepaalt men de plaats van een ster in sferische coördinaten : d. en rechte klimming. De d. is de afstand tussen een ster en de equator, gemeten langs een grote cirkel door de hemelpolen, de declinatiecirkel.

< >