Een gesl. van bomen en houtige klimmers van de fam. Leguminosae, verbreid over de trop. gebieden van de gehele wereld.
D.latifolia ROXB., sono-keling (Jav.), een snel groeiende, hoge, zware boom uit de laaglandmoessonbossen van India en Java. Hij kan op onvruchtbare. stenige terreinen nog goed gedijen en wordt daarom in Midden en O. Java op dgl. voor de djati ongeschikte groeiplaatsen wel aangeplant. Opmerkelijk is, dat het Java-ras in tegenstelling met het India-ras slechts uiterst zelden vrucht zet,
waardoor bij de cultuur van wortelstekken moet worden gebruik gemaakt. Bij het stamhout tekent een 3 à 4 cm brede, witte, weinig duurzame spintlaag zich scherp af tegen het donkerbruine kernhout.
Het zware, sterke, taaie en zeer duurzame kernhout is bijzonder fraai van kleur en tekening, nl. paarsbruin met zwarte strepen en banden. Het laat zich uitstekend bewerken en polijsten en is onder de naam van Java-palissander zeer gezocht voor de vervaardiging van meubels, betimmeringen en allerlei draai- en snijwerk. Zo worden de fraai gebeeldhouwde Japara-dozen bij voorkeur van dit hout vervaardigd. Het is echter niet geheel kleurvast. De stamvorm van D.latifolia is meestal niet gunstig, laag vertakt en gegleufd, waardoor het timmerhoutrendement betrekkelijk laag is.
De aanplantingen van D.latifolia hebben op jeugdige leeftijd .nogal eens te lijden van wortelschimmel (Phytophthora) en bastbrand. Het India-ras blijkt hiertegen wat resistenter te zijn, maar hierbij is de kernhoutvorming weer minder gunstig. D.sissoo ROXB., sono sisso (Jav.), is cen uit India op Java geïmporteerde boomsoort voor de herbebossing van voor djati geheel ongeschikte zware, witte mergelgronden. Hiervoor heeft zij tot nu toe goed voldaan. Het hout van deze soort wordt in India gelijk gewaardeerd als dat van D. latifolia.