(Lat. culmen = top).
1. (geol.) Bij de beschrijving van geplooide aardlagen onderscheidt men plooiruggen (anticlinen) en plooidalen (synclinen). Het hoogste punt, zowel van een plooirug als van een plooidal, heet culminatie, het laagste punt heet depressie.
2. (sterrenk.) Bij de doorgang van een vaste ster door de meridiaan van de plaats van de waarnemer, bereikt deze ster de grootste hoogte boven de horizon. Men noemt dit punt het culminatiepunt.