Men zegt, dat een dier een goede c. heeft, wanneer het in staat is, zonder er zelf onder te lijden, veel te produceren, d.w.z. dat het naast een goede aanleg voor productie (melk, vlees, wol,
arbeid, eieren) een groot weerstandsvermogen heeft tegen ongunstige omstandigheden, dat het cen goed vruchtbaar dier is, dat het in staat is een hoge leeftijd te bereiken en dan zijn gewenste eigenschappen te bewaren. Een goede c. van de dieren is dus van het grootste belang voor de eigenaar met hel oog op een econ. bedrijfsvoering, daar deze dieren met een minimum aan onkosten tot een maximale prestatie komen. Daar de c. voor een groot gedeelte door erfelijke grondslagen wordt bepaald is het van betekenis, dat bij de keuze van de fokdieren met hun c. rekening wordt gehouden.