is een werkwijze, welke het eerst door de Russische botanicus TSWETT werd toegepast. Hij was bezig met onderzoek van de groene bladkleurstof chlorophyl en liet een extract van groene bladen in petroleumaether door een in een glazen buis gebrachte kolom calciumcarbonaat lopen.
Hij nam waar, dat zich in en kolom enige onder elkaar gelegen schijven vormden. Dit wordt als volgt verklaard: De in de petroleumaether opgeloste kleurstoffen worden door het calciumcarbonaat met verschillende sterkte geadsorbeerd.Men spreekt daarom van adsorptiechromatografie. De component, die het sterkst geadsorbeerd wordt, verdringt de andere. Het gevolg is dan dat de component, die het sterkst geadsorbeerd wordt, naarmate er meer oplossing door de kolom gelopen is, zich ophoopt boven in de kolom, op een plaats dus waar de andere componenten uit verdreven zijn. In een volgende laag komt de component terecht, opstelling die wat minder sterk geadsorbeerd wordt dan en eerste, enz.
Zijn de componenten gekleurd, zoals bij TSWETT’S eerste proeven het geval was, dan ziet men elk afzonderlijk in banden van verschillende kleur in en kolom verschijnen. De lagen, waarin en verschillende componenten vastgelegd, geadsorbeerd worden, kunnen naar beneden verplaatst worden als men na de kleurstofoplossing het zuivere oplosmiddel door en kolom laat lopen. De snelheid, waarmee de verschillende lagen verplaatst worden, hangt weer af van de sterkte, waarmee de daarin voorkomende componenten geadsorbeerd worden. Men noemt dit elueren. Het gevolg is, dat de afstand tussen de lagen groter wordt.
Uit het voorgaande is duidelijk, dat het mogelijk is om door middel van de c. uit een mengsel van opgeloste stoffen de afzonderlijke componenten te verkrijgen. Indien men immers tenslotte de buis met de kolom calciumcarbonaat droogt, en de kolom voorzichtig uit de buis drukt, dan is elke component afzonderlijk voor verder onderzoek beschikbaar. Het belang van deze werkwijze is, dat zij het mogelijk maakt om mengsels van stoffen, die op andere wijze zeer moeilijk te scheiden zijn, op betrekkelijk eenvoudige wijze te analyseren. Het verloop van de scheiding wordt bepaald door en aard van het adsorbens, het oplosmiddel en de elutie-vloeistof.
Dit betekent dus, dat men in elk voorkomend geval speciaal zal moeten onderzoeken welk adsorbens en welke vloeistoffen men het beste gebruiken kan. Als adsorbentia zijn in gebruik aluminiumoxyde, calciumcarbonaat, silicagel, zetmeel, melksuiker, de beide laatste alleen bij afwezigheid van water, enz. Voor de vloeistoffen heeft men de keus uit water, een ^ groot aantal organische stollen en mengsels hiervan.
Naast de hierboven besproken adsorptie-c. is in het laatste decennium de z.g. partitie- of verdelingschromatografie ontwikkeld. Deze methode, uitgewerkt door A. J. P. MARTIN en R. L.
M. SYNGE, is wellicht van nog groter betekenis. Zij kan eveneens met eenvoudige middelen in elk laboratorium worden uitgevoerd. Hierbij wordt,in beginsel, ook gebruik gemaakt van een kolom, b.v. silica-gel, die echter in hoofdzaak dient als drager van een vloeistof, b.v. water, terwijl een tweede vloeistof, niet mengbaar met water, door de kolom naar beneden stroomt.
In het genoemde voorbeeld is water de niet-beweeglijke vloeistof, die door de vaste stof van de kolom vastgehouden wordt. Brengt men nu boven in de kolom een mengsel van stoffen, die in beide vloeistoffen oplosbaar zijn, maar in verschillende mate, dan zal de beweeglijke vloeistof deze componenten opnemen, en elk met een bepaalde snelheid naar beneden verplaatsen. De component die het sterkst in water oplost, zal het minst ver door de beweeglijke vloeistof worden meegenomen. De component, die het minst in water oplost, zal het verst door de beweeglijke vloeistof meegevoerd worden. Daar tussen in liggen de andere componenten opnemen, en elk met een bepaalde snelheid naar beneden verplaatsen.
De component die het sterkst in water oplost, zal het minst ver door de beweeglijke vloeistof worden meegenomen. Daar tussen in liggen de andere componenten. Is de beweeglijke vloeistof onder in de kolom gekomen, dan mogen de componenten nog niet zover zijn, wat men bereikt door een goede keus der vloeistoffen. Het blijkt nu dat de verhouding van de afgelegde wegen van component en zuivere beweeglijke vloeistof bruikbaar is om bedoelde component te karakteriseren, en dus te identificeren als men hetzelfde bepaald heeft voor de zuivere component. Bij deze werkwijze treedt adsorptie van de kolom niet op. Daar de kolom alleen dienst doet als drager van de niet beweeglijke vloeistof, berust de werkwijze op extractie der in e niet-beweeglijke vloeistof opgeloste componenten door de beweeglijke vloeistof.
Dit beginsel is op elegante wijze uitgewerkt voor de moeilijke analyse van mengsels van aminozuren, die bij de hydrolyse van eiwitten ontstaan. De chromatografische analyse van dit mengsel van aminozuren wordt uitgevoerd op filtreerpapier, dat hiervoor aan bijzondere eisen moet voldoen van zuiverheid en structuur. Een druppel van cen oplossing van aminozuren wordt op enige afstand van het boveneinde van een reep filtreerpapier aangebracht. Het boveneinde wordt omgevouwen, over een glasstaaf gelegd en gehangen in een bakje, waarin en beweeglijke vloeistof zich bevindt, die verzadigd is met water. De ruimte, waarin papierstrook en bakje zich bevinden, wordt daarna afgesloten en verzadigt zich met waterdamp. De beweeglijke vloeistof wordt door het filtreerpapier, dat de onbeweeglijke vloeistof (water) vasthoudt, opgezogen, en beweegt zich naar beneden, waarbij de aminozuren met verschillende snelheden eveneens naar beneden getransporteerd worden. Wanneer en beweeglijke vloeistof de onderrand van het papier is genaderd, wordt de reep filtreerpapier gedroogd en besproeid met een oplossing van ninhydrine, een stof die met aminozuren, die zelf kleurloos zijn, blauw gekleurde verbindingen geeft.
Doet men precies hetzelfde met oplossingen van elk der aminozuren afzonderlijk, dan zal op elke strook cen vlek optreden, waardoor men bij het mengsel elk der componenten kan identificeren.
Is het aantal componenten groot, zoals in den regel bij de analyse van een mengsel van aminozuren, dan is één keer chromatograferen vaak onvoldoende om een duidelijke scheiding teweeg te brengen.
Men maakt dan met voordeel gebruik van een vel filtreerpapier, waarop de o. eerst in één richting wordt uitgevoerd, en vervolgens, na droging, in een richting loodrecht daarop. en tweede maal maakt men vaak gebruik van een andere beweeglijke vloeistof. De c. op filtreerpapier kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd (zie b.v. S. ROSEBEEK, Circulaire papierchromatografie, Chem. Weekbl. 4-6, 813, 1950). en methode wordt meer en meer voor zeer verschillende componenten toegepast, o.a. ook voor suikers. - Ook wordt de c. toegepast op de analyse van anorganische kat- en anionen. Veelbelovend is een recente methode (gas-vloeistof chromatografie) ontwikkeld door MARTIN en JAMES.
H. J. C. TENDELOO.