noemt men de onderdelen van een houtvesterij, waarvoor een boswachter is aangesteld. In Ned. is een boswachter een beambte met een middelbare bosbouwopleiding (cursus Ned.
Heide Mij), die onder leiding van de houtvester de beheersmaatregelen in zijn ressort uitvoert en controleert. Voor het Staatsbosbeheer is hun titel onlangs gewijzigd in bosbouwkundig ambtenaar. De grootte der boswachterijen in Ned. varieert gewoonlijk tussen 500-1000 ha. In Indon. daarentegen is een boswachter een lagere bospolitiebeambte, die uitsluitend met de taak van de bospolitie in zijn ressort (ca 500 ha) is belast. Hij kan promotie maken tot mantri-bospolitie. In België zijn de boswachters geen ambtenaren, doch wel aangestelden. Voor de Rijksbossen worden zij rechtstreeks door de Min. van Landbouw benoemd. Voor de bossen van de gemeenten en openbare instellingen geschiedt de benoeming door dezelfde Min. uit een voordracht van twee kandidaten voorgesteld door de betrokken gemeenteraad of door de betrokken instelling en na advies van de Boskundige Deputatie van de Provinciale Raad.
De wachters van de bossen van particulieren worden door deze laatsten aangesteld, na aanvaarding door de Gouverneur der Provincie, op advies van de ambtenaar van het bosbeheer.
De boswachters moeten beëdigd zijn voor de Rechtbank van Eersten Aanleg waarin hun b. gelegen is.