in de loop der jaren gevallen en gedeeltelijk in vertering zijnde bladeren of naalden, vormt de strooisellaag of A0 van het bodemprofiel. Deze laag wordt gesplitst in een of meer förnaën, een of meer humuslagen.
Een deel van het voedingsstoffenkapitaal is hierin opgehoopt; door vertering van het strooisel komt het weer voor de planten beschikbaar. De gunstigste vorm van vertering noemt men humificering; daarbij gaat de vertering juist zo snel, dat in een jaar grotendeels is gemineraliseerd, wat in het voorgaande jaar is gevallen. Gaat de vertering langzamer, dan hoopt zich het strooisel op en bestaat er gevaar voor vorming van 'ruwe humus; daarbij worden voedingsstoffen aan het in omloop zijnde voedingsstoffen kapitaal onttrokken.
De strooiselvertering wordt bewerkstelligd door verwering en oxydatie met behulp van de werkzaamheid van de ‘bodemflora (schimmels) en bodemfauna (strooiselfauna, bacteria) (z. Humus, Strooiselroof, Kringloop).