Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Boomzaden

betekenis & definitie

Zaden van bomen (vaak inch van heesters en struiken).

Raszuiverheid. Het verdient aanbeveling alleen zaad te gebruiken van bekende herkomsten of rasgebieden. In dit verband zijn in verschillende landen, speciaal voor zaden van bosbomen, wettelijke bepalingen opgesteld. In Ned. wordt de zaadherkomst van enkele Pinar-soorten gewaarborgd door de W.H.G.

Verzameling moet geschieden van goed groeiende bomen; de zaden moeten bij voorkeur uitgerijpt zijn. Sommige soorten worden geplukt (berk, iep, es, esdoorn, haagbeuk en kegels van fijnspar, pijnboom, zilverden, lariks, weymouth, douglas en elzenproppen) ; andere geraapt (eik, beuk, kastanje, noot). Het verzamelen geschiedt bij voorkeur bij droog weer; daarna worden de zaden direct uitgespreid en geregeld omgezet in een droge ruimte; broei moet bij de meeste soorten angstvallig worden vermeden.

Eesten, reinigen, ontvleugelen. Verschillende zaden moeten worden vrijgemaakt van de vrucht of de kegels. Dit kan geschieden door rotting (b.v. bij bessen en steenvruchten) of door drogen en eesten (kegels). de grove verontreinigingen kunnen worden verwijderd door zeven of lezen. De fijne eveneens door zeven of in een wanmolen. Naaldhoutzaden worden voor het reinigen in daarvoor geschikte toestellen ontvleugeld. Bij het laatste moet aandacht worden besteed aan het vermijden van beschadiging, speciaal door druk op de zaden.

Bewaring: afhankelijk van de soort; i.h.a. droog en koel; verschillende soorten (b.v. die, welke in verband met physiologische rijpheid eigenlijk direct moeten worden uitgezaaid en vele besdragende soorten) moeten worden gestratificeerd. Eikels, beukels e.d. worden bewaard door inkuiling of in kelders.

Lit.: Handleiding inzake oogsten, behandelen, bewaren en uitzaaien van boomzaden, uitgave Ned. Boschb. Ver. 1946.

< >