noemt men de wetenschap, die zich bezighoudt met de studie van de samenstelling van de stoffen, die in plant en dier voorkomen en van de chem. omzettingen, die in de levende natuur plaats vinden. De b. is voortgekomen uit de organische chemie.
Deze tak van de scheikunde stelde zich oorspronkelijk (in het begin van de 19e eeuw) het doel, dat nu de b. nastreeft. Nadat de organische chemie zich had uitgebreid tot de studie van de koolstofverbindingen i.h.a., dus ook van vele tienduizenden door synthese verkregen sloffen, welke niet in de natuur voorkomen, was er plaats voor een wetenschap, die zich op de studie van de levensprocessen zou specialiseren. Naast de theoretisch en technisch verlijnde klassieke organische chemie (gekarakteriseerd door de trits: analyse - structuurbewijs synthese) en een physisch georiënteerde richting in deze wetenschap, welke het mechanisme van de reacties der koolstofverbindingen in vitro bestudeert, zien wij na 1900 een nieuwe tak van wetenschap zich ontwikkelen, die zich met het onderzoek van de ingewikkelde, hoogmolcculaire stoffen in de levende natuur en van het gecompliceerde samenspel van hun reacties ging bezig houden, de b. De nieuwe naam voor een oude wetenschap accentueert het feit, dat eerst na 1900 deze wetenschap met groter kansen op goede resultaten kon worden beoefend. Eerst toen had de organische chemie een inzicht verschaft in de structuur van de belangrijke stollen van de levende natuur (onderzoekingen van E. FISCHER over koolhydraten en eiwitstoffen) en allerlei verband gevonden tussen hun structuur en hun chem. eigenschappen.
De physische chemie had de theoretische grondslagen gelegd voor het bestuderen van het mechanisme van scheikundige reacties; de colloïdchemie had het hanteren van hoogmoleculaire stoffen geleerd en enig inzicht in hun gedrag gegeven. Ook de physica en biologie konden toen met kennis en hulpmiddelen bijdragen om de ontplooiing van deze nieuwe en moeilijkste tak van de chemie mogelijk te maken. Terwijl men het gebied van verscheidene natuurwetenschappen tamelijk nauwkeurig kan afpalen, is dat met de b. minder goed mogelijk.
Het is een gebied, dat tussen organische chemie en biologie in ligt, maar aan andere zijden, eveneens door vage grenzen gescheiden, aan de physica en de physische chemie raakt. Immers problemen, die zich bij het bestuderen van de chem. aspecten van verschijnselen als anabolisme en metabolisme, de werking van groeistoffen en hormonen voordoen, zijn zó veelzijdig, dat zij door de beoefenaars van elk der genoemde zuster wetenschappen kunnen worden benaderd, maar alleen door hun samenwerking worden opgelost.