De biggen drinken bij een normale gang van zaken na de geboorte meest om de 3 uur. Een frisse tochtvrije stal met biggenbeschermers of de zeug in een zeugenkooi en de biggen in kort stro, verdient aanbeveling. de laatste tijd wordt meer en meer ook van droogstraallampen gebruik gemaakt.
Na 2 à 3 weken begint men de biggen bij te voederen, b.v. met koemelk en havermout (licht verteerbaar), koemelk met oud brood of koemelk met gekookt tarwemeel of met gekookt lijnzaad. Langzamerhand kan men overgaan op baby-biggenmeel, dat b.v. bestaat uit mais 20 delen, gerstepelmeel 25, havermout 20, rijstevoermeel 10, tarwegrint 10, geplet lijnzaad 4, haringmeel 10, mineralenmengsel 1, levertraan of dohyfralolie 0,05. Dit kan men ook vervangen door eiwitrijk biggenmeel met geplet lijnzaad 4 %. Men geeft het baby-biggenmeel en het eiwitrijk biggenmeel met een weinig koemelk vermengd. Het voederen van de biggen doet men op een plaats, waar de zeug er niet bij kan, b.v. in het hok er naast, dat door een klein poortje is afgescheiden van het zeugenhok.
Na vier weken kan men overgaan op aangezuurde ondermelk, gerstemeel en havermeel met daarnaast steeds 1 % mineralen en 0,25% levertraan of dohyfralolie, eventueel nog 4% gemalen lijnzaad. Het voeder steeds in dikbrijige toestand geven, zonodig wat lauw drinkwater vooraf geven. Alle overgangen in het voeder moeten geleidelijk gaan! Om mineralen-tekort te voorkomen kan men de biggen van de le week af wat teelaarde, graszoden of houtas geven. Indien het weer dit toelaat kan men de biggen het best buiten laten lopen.