In totaal kan men 3 verschillende b. onderscheiden. Bij alle drie speelt het kalk tekort in het voedsel een grote rol.
De verhouding tussen kalk en fosfor in het voedsel is nog belangrijker dan het absolute gehalte. Daarnaast is het vooral het vitamine D-tekort, dat het optreden van b. bevordert. Dat daarbij het directe zonlicht (speciaal de ultraviolette stralen) een voorbehoedende en genezende werking heeft, komt doordat de altijd in het lichaam aanwezige ergosterine door bestraling met ultraviolette stralen in vitamine D overgaat. Tenslotte speelt ook nog de erfelijke aanleg een rol bij het optreden van b.
De drie b. zijn :
( 1 ) rachitis of Eng. ziekte, een bij nog groeiende dus onvolwassen dieren voorkomende ziekte, die zich kenmerkt door dikke gewrichten, kromme beenderen en pijnlijkheid bij het lopen. Bij deze nog groeiende dieren moet nog steeds nieuw been worden gevormd. Dit nieuwgevormde been is te arm aan kalk en afwijkend van vorm (te dik). Daarnaast is de afbraak van reeds bestaand beenweefsel versterkt (z. Beenvorming);
(2) Osteomalacie, wat men zou kunnen noemen de rachitis van de volwassen dieren, met dien verstande dat hier een sterke ontkalking van reeds gevormd been optreedt, terwijl in eventueel nieuw gevormd been te weinig kalk wordt afgezet. Het is in ons land vooral een ziekte van geiten en varkens, elders (Z. Afr.) ook van koeien (Z. Afr. beenbreekziekte) ;
(3) Osteofibrose een b. zowel bij oudere als jongere dieren, waarbij naast een versterkte afbraak van beenweefsel een nieuwvorming van kalkarm, sterk woekerend taai bindweefsel staat. Osteofibrose komt vooral voor bij paarden, geiten en varkens. Ofschoon het nooit met zekerheid is aangetoond, wordt hierbij naast rachitis en osteomalacie als grondoorzaak, gedacht aan een bacteriële besmetting, die verantwoordelijk zou zijn voor dit typisch beeld. TH. DE GROOT
Lit.: Prof. J. WESTER, Orgaanziekten bij de grote huisdieren.