Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Archaeologie

betekenis & definitie

oudheidkunde, kennis en studie van de mens en zijn cultuur in voor-historische tijd. De a. werkt met kenmerkende overblijfselen uit bepaalde perioden, b.v. potscherven, gebruiksvoorwerpen, urnen, werktuigen etc.

Bijna alle vondsten worden gedaan in het Holoceen, sporadisch ook in het Pleistoceen. Lit.: A. W. BIJVANCK, de Voorgeschiedenis van Ned., Leiden, 194b.In de a. onderscheidt men een aantal perioden. De volgende tabel geeft de samenhang met de geologische tijdperken.

Tijd Geologisch

tijdperk Archaeologisch

tijdperk

300 na Chr. Sub-atlanticum ijzertijd
1300 voor Chr. Sub-boreaal bronstijd
5000 voor Chr. Atlariticum neolithicum
7000 voor Chr. Boreaal

Pre-boreaal mcsolitbicum

Jong Pleistoceen jong palacolilhicum

Van al deze perioden kent men in Ned. vondsten. Vele hiervan worden in Oudheidkundige musea bewaard (vooral in Leiden).

De onderzoekingen worden thans geleid door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort.

< >