komt in de lit. nog vaak als Anona voor. Een voorn, in trop.
Am. thuishorend plantengeslacht der Annonaceae. In Indon. worden de volgende aldaar ingevoerde soorten gekweekt: A. muricata L., zuurzak (woord afgeleid van Sanskriet: soorsak). Deze trop. vruchtsoort stelt weinig eisen aan de bodem, heeft een plantverband nodig van ca 6 m en wordt gewoonlijk vermeerderd door zaad. Geschikt voor de laagvlakte en voor bergstreken tot 1000 m hoog. A. reticulata L., boeah nona. Trop. vruchtsoort met veel zaden en weinig, doch zoet vruchtvlees. Cultuur als bij A. muricata L.. A.squamosa L., srikaja. Trop. vruchtsoort. Vrucht oneffen door de schubvormige rangschikking der afzonderlijke vruchtjes. Vóór de 2e wereldoorlog werden in Indon. ook A.cheirimolia MILL., A.glabra L. en A.montana MACF. beproefd. Van A.cheirimolia MILL. werd op 1000 m boven zee in een droog klimaat een zeer smakelijke vrucht verkregen.