Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Angelica

betekenis & definitie

A. archangelica L., syn. Archangelica officinalis HOFFM., aartsengelwortel of engelwortel.

Tot de fam. der Umbelliferae behorende, hoge kruiderijplant met sterk gedeelde bladeren en groenachtige bloemen in 20-40-stralige schermen. Reeds eeuwen in cultuur. Komt voor in Midden en N. Eur. en Siberië en wordt op beperkte schaal geteeld in de streek van Hoogstraten. Wortel en zaad - Radix Angelicae, Fructus Angelicae -, resp. de vluchtige olie hieruit, worden verwerkt in de likeurindustrie, cosmetische industrie en in bakkerijen; de bladstelen komen geconfijt in de handel.

Onrijp zaad van middenschermen wordt half Juli gezaaid, 500 g per are, rijen op 30 cm. Het doel is zware planten, die echter niet schieten,daar dan de wortel waardeloos wordt. Oud zaad is minder geschikt. In herfst of vroege voorjaar wordt geplant op 50 X 40 cm. De stelenoogst valt in Juli-Aug., meestal worden groene, dikwandige en niet-dradige stelen gevraagd. Opbrengst 100-150 kg per are.

De worteloogst in Oct. geeft 140-180 kg per are; indrogen 1 op 6 of voor verse destillatie. Zaadplanten op 50 X 80cm, geven 15-20 kg zaad per are.

< >