noemt men de metalen lithium (Li), natrium (Na), kalium (K), rubidium (Rb) en caesium (Cs), alle éénwaardige elementen. In de natuur komen zij alleen in verbindingen voor, omdat de metalen heftig reageren met zuurstof en met water.
Uit b.v. chloriden kunnen de a. door electrolyse bereid worden. Het zijn glanzende metalen, die door inwerking van luchtzuurstof en waterdamp spoedig dof worden door de vorming van hydroxyden, de alkaliën. In gesteenten komen zij vooral voor als zouten van kiezelzuur, silicaten; steenzout is natriumchloride; chilisalpeter is in hoofdzaak natriumnitraat; soda is natriumcarbonaat. In de zoutafzettingen van Stassfurt komt kaliumchloride als het mineraal sylvine voor. Lithium-, rubidiumen caesium-verbindingen hebben veel minder praktische betekenis.