Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 21-01-2021

Acarina

betekenis & definitie

of mijten behorende tot de spinachtige dieren (Arachneidae). Meest klein tot zeer klein, kopborstsluk vergroeid met het achterlijf, segmentatie onduidelijk.

Geen antennen. Zij hebben vier paar poten, twee naar voren en twee naar achteren gericht. De eerste larve, die in het eiomhulsel opgesloten blijft, en de tweede larve, die vrij leeft, hebben echter slechts drie paar poten. Bij de galmijten, Eriophyidae, is slechts het voorste paar poten ontwikkeld. Eieren klein, bolvormig, ontwikkeling dikwijls parthenogenetisch. De meeste mijten zijn saprophytisch en bevolken uiteenlopende biotopen soms in groten getale, zowel wat het aantal individuen als soorten betreft. Grote hoeveelheden vindt men bv. in de bovenlaag van de bosgrond en elders tussen detritus, compost, enz. Bepaalde soorten leven in de huizen, dikwijls massaal ; de kaasmijt tast oude kaas aan, andere soorten maken verduurzaamd vlees ongenietbaar. De meelmijt, Tyroglyphus farinae leeft in meel, grutterswaren en veevoeder. De rode spintmijten (Tetranychidae) en de kleurloze Tarsonemidae zijn phytophaag. De eerstgenoemden zeer schadelijk op fruit (Melalelranyclms ulmi KOCH), ook in kassen; de laatstgenoemde voorn, op aardbei, op haver en op sierplanten in kassen, b.v.

Cyclamen. Rhizoglyphus op bloembollen, secundair, maar hinderlijk.

Een zeer grote groep vormen de galmijten, Eriophyidae, die deels vrij leven op bladeren, deels karakteristieke galvormingen doen ontstaan. Schadelijk vooral door het veroorzaken van de z.g. rondknoppen. Watermijten, Hydracarina, zijn geheel aan het waterleven aangepast. Roofmijten (Cheiletus) maken jacht op andere mijten. Schurftmijten, Sarcoptidae, leven parasitisch in de huid van mens en dieren (z. Schurft).

< >