ABC van de Hengelsport

Van Onck (1972)

Gepubliceerd op 28-04-2019

Snoek, vissen op —

betekenis & definitie

Snoek, vissen op — - Onze zoetwaterhaai met zijn op een eendesnavel lijkende bek begint in ons land schaarser te worden, maar dat neemt niet weg, dat hij nog best te vangen valt. .Snoeken’ geldt als een erg opwindende sport en dat is het ook wel, maar dat er nu zo vre¬selijk veel kunst aan te pas komt om de snoek tot bijten te verleiden zou ik niet willen zeggen. Wel, dat het altijd weer een sensatie oplevert, omdat de snoek ten eerste telkens weer een andere manier heeft om ons (kunst)aas te grijpen en omdat hij ook meestal wel een spectacu¬laire methode heeft om zich te ver¬zetten.

Nu ik dit schrijf — vlak vóór novem¬ber heb ik gisteren weer een snoekdag beleefd, die dit bijzonder duide¬lijk demonstreerde. Ik zat in een polder die ik met een aantal vrien¬den deel en ving daar drie snoeken, waarvan de grootste 79 cm was. Geen uitzonderlijk grote dus, maar toch een die er voor de polder best mag wezen. En alle drie grepen ze de aasvis op een totaal andere manier. (Ik mag hier bij vermelden, dat ze ook alle drie zo bijtijds door uw hengeltroebadoer werden aange¬slagen, dat de haak vóór in de bek zat en gemakkelijk verwijderd kon worden). Nummer twee (ruim 60 cm) deed het vreemdst: hij liep direct een eind weg en bleef nog geen twintig seconden daarna verder heen en weer zwemmen, zodat ik echt dacht met een ,harinkje’ of een baars te doen te hebben. Uit vrees, dat zo’n peuter zou gaan slikken wilde ik hem het aas uit de bek trekken en toen bleek hij al te hangen.

Nr2. pakte het visje op de manier, die snoek van formaat gewoonlijk ken¬merkt: de dobber verdween zonder veel haast schuin naar beneden en in het vrij heldere ondiepe water (ong. 75 cm) zag ik hem meteen de schokkende bewegingen maken die betekent dat het visje gekeerd wordt. Eén korte tik en Esox hing. Het was de snoek van 79 cm. Nr. 3 deed het weer anders: juist toen ik het visje wat wilde verplaatsen, nam hij het met een hevige ruk mee naar de diepte. Ik had al illusies, want er liggen in dit water nog veel grotere snoeken, maar toen hij ook in ijl¬tempo volgens het boekje was gaan keren, bleek hij ruim 73 cm lang. Een andere manier, waarop snoek het visje pakt is, dat hij er langszij mee komt en het dan met een sprong en een zijdelingse wending pakt.

Dit zijn meestal niet de grootste, want die maken wat minder misbaar (kleine hondjes blaffen nu eenmaal ook erger dan grote: ze willen de tegenstander imponeren). In alle ge¬vallen wordt het visje evenwel in de rug gegrepen. Het krijgt daar een verlammende knauw en vervolgens laat de snoek het even los, pakt het nogmaals in de rug, maar nu verder in zijn grote muil en eerst daarna keert hij het. Wie dus met takel en corsetje vist doet er goed aan, toch niet onmiddellijk te slaan nadat het visje is gepakt. (Nog even een aar¬dige bijzonderheid: mijn veel jon¬gere vismaat Frans Annokkee die naar de aard van zijn leeftijd veel actiever vist dan ik, ving die dag 11 snoeken van verschillende afmetin¬gen, maar alle royaal aan de maat. Afwisselend aan het visje en aan kunstaas.

Zijn merkwaardigste vangst aan het kunstaas was even¬wel een karper van 73 cm en een enorm gewicht. Het was een schubkarper en hij had het kunstaas vol¬komen op de gewone manier gegre¬pen. Zoiets overkomt je maar eens in je leven... als het al gebeurt.) Zwaardere snoek (vaak de dames) hebben gewoonlijk een mooie vluchtplaats gevonden, waar ze bij het minste gevaar heen schieten. Het zijn de ,liggers’, veel minder slank van vorm, dat de kleinere, de ,jagers’ die rondstruinen om hun kostje op te halen. Zoek dus de zware snoek altijd ergens, waar u zo’n vluchtplaats kunt vermoeden.

Ik weiger in te gaan op de vraag, of het vissen met kunstaas wel dan niet zoveel .sportiever’ is dan het ge¬bruik van het visje. Het is zo’n standaard twistappel en hij dient meestal alleen om lieden die anders vissen dan zij zelf doen onsportiviteit te verwijten. Ik heb al eerder gezegd: sportief of onsportief heeft niet zozeer met de methode te maken dan wel met de manier, waarop die methode wordt toege¬past. Wie met het levende visje op snoek uitgaat, moet nooit zolang wachten dat de snoek werkelijk helemaal heeft geslikt. Hij kan het keren van het visje meestal wel zien aan de schokkende bewegingen van de bovenste dobber. Op ondiep water vis ik altijd met de reel, een drijf lijn van gevlochten nylon en één enkele opzetdobber.

Een enkele haak verdient de voorkeur boven een fleur of een dreg en een goede vriend van me vijlt dan bovendien de weerhaak er nog af ook. Om te zorgen dat het visje niet van deze haak los komt schuift hij op de punt een klein stukje schuimplastic of een plat toprubbertje. Maar dat gaat mij eerlijk gezegd net iets te ver. Slepend vissen met een vrij lange hengel is een vermoeiend, maar spannend werk.

Als u het doet, ga dan in elk geval niet te haastig te werk. De snoek is nu eenmaal een zeer luie vis (vooral grote snoek). U moet altijd de haak nemen in ver¬houding tot de grootte van het aas¬visje.

Zoals gezegd: ik snoek, wanneer ik een aasvisje gebruik altijd met de reel en de ingevette lijn. Voordeel: de lijn zakt niet in het water weg, waardoor hij in allerlei vuil of plan¬ten terecht kan komen. Slaat u dan aan, dan slaat u eerst op die obsta¬kels en niet rechtstreeks op de vis. Ook is het met de reel gemakkelij¬ker, het visje zacht in het water te doen belanden.

Hiermee samen hangt ook de hen¬gel. Een goede telescoophengel, of een niet al te slappe levend aas hengel genieten de voorkeur, ook al om¬dat ze langer zijn dan de meeste werphengels (of u zou een zeehengel moeten gebruiken, maar dat acht ik overdreven en ook te vermoeiend). Kunstaasvissen op snoek heeft weer zijn eigen bekoring. Op ondiep water een spinner met rond blad, op diep water een langwerpig blad. Verder bij begroeid water de plug, hoewel er ook enkele plugs zijn die u slepend kunt gebruiken en die tevens voor dieper water dienst kun¬nen doen. Ik raad donker aas aan bij bedekte lucht; lichtkleurig aas bij helder weer.

Het werpen is voor velen nog een gesloten boek. Het is van veel meer belang, dat u weet, waar uw aas terecht komt, dan dat u geweldig verre worpen kunt maken. Ik heb één belangrijk advies: laat uw hengelsportwinkelier of een deskundige vriend u een paar keer grondig les geven. Als het even gaat sluit u dan aan bij een club, die het werpen als hoofddoel heeft en dit als wed¬strijdsport beoefent.

Doe eventueel als ik: het wedstrijdelement trok me persoonlijk niet zozeer aan, maar de techniek van het werpen wel (zowel éénals tweehandig). En die tech-niek leert men u nergens beter dan bij zo’n club. De beste werpers staan altijd klaar om u te helpen.

Bij het vissen met kunstaas op snoek (maar niet op snoek alleen) dient u altijd de worp met de wijs¬vinger tegen de spoelrand af te rem¬men (molen) of met de duim tegen de spoel (draaiende reel), zodra het aas het water raakt. Met een vlugge haal van de hengeltop brengt u de spinner aan het draaien en eerst dan slaat u de beugel dicht. En let eens op, hoe dikwijls de snoek juist bij de eerste omwentelingen van het spinnerblad zich op het kunstaas zal storten. Is de lijn bijna helemaal in¬gedraaid, trek dan nog even de spin¬ner voor de kant heen en weer. Dit niet zozeer voor de snoek, maar vooral ook voor het geval, dat een baars het draaiende gevalletje heeft gevolgd, zoals nogal eens ge¬beurt.

Snoek drillen kan moeilijk zijn, want hij weet ons nog wel eens voor problemen te stellen. Je moet altijd op verrassingen voorbereid zijn. Op groot water, waar hij de ruimte heeft slaat hij soms eensklaps een ,raam’ — hij schiet opzij uit en komt dan in sneltreinvaart naar je toe (een van de gevaarlijkste momen¬ten bij het drillen van alle vis, want de lijn valt slap en de vluchteling krijgt misschien de kans om een hevige ruk te geven. Zoals ik al bij ,drillen’ heb gezegd, dreigt het groot¬ste gevaar in het moment dat je de snoek boven het schepnet wilt trek¬ken, want de schrik geeft hem dan vaak nieuwe krachten.

Het kan ook zijn, dat de vis te groot is voor het schepnet. Een gaff kan dan uitkomst bieden. Maar beter is het hem met de handen op de kant te tillen. De hengel zo houden, dat de vis er zo nodig meteen weer van¬door kan, dus met de top wijzend naar de vis (bij deze methode zou ik de hengelaarstrots maar even opzij zetten en vragen, of een vismaat helpt!) Dan knielen, de hengel even voorzichtig neerleggen, één hand boven achter de kop en vooral niet in de met tanden bezette kieuwen! De andere hand onder de buik van de vis en dan met een krachtige snelle beweging de buit op de kant.

Dit alles is op papier gemakkelijker dan aan het water, dat moet ik direct toegeven. Maar het moet al een heel grote snoek zijn als deze methode noodzakelijk is. Voor zulke gevallen heb ik trouwens altijd een landingshaak bij me, die op de steel van het schepnet geschroefd kan worden.

Om snoek snel en pijnloos te doden zijn er enkele manieren. Begin in elk geval met hem met een zwaar voorwerp enkele flinke tikken ach¬ter de kop toe te dienen om hem te verdoven (en niet zoals ik wel zie doen op de harde schedelplaten). Daarna de kieuwbogen — niet de kieuwplaten — doorsnijden met een scherp mes. Hij bloedt dan snel dood. Zelf doe ik het anders. Na de verdoving steek ik een priem achter tussen de schedelplaten.

Enkele stuiptrekkingen en de vis is over¬leden. Dit alles alleen als er een enkele maal een snoek voor de pan is bestemd (smaakt prima mits goed toebereid. Een snoek van een pond of drie vier is het lekkerst). Andere snoek gaat terug. Mocht hij onver¬hoopt te ver geslikt hebben, dan nooit aan de lijn gaan trekken, maar het diamantdraadje met een tan¬getje (dat hebt u toch wel altijd in de vistas?) vlak boven de haak door¬knippen en de snoek rustig terug¬zetten. Onlangs vingen we nog een exemplaar, dat niet alleen een haak diep in de strot had, maar tevens een staaldraadje uit de bek had hangen van een vorige gelegen¬heid.

Wees ook altijd voorzichtig bij het losmaken van de snoek, want zijn tanden zijn venijnig. Zie het tref¬woord ,Bekspanner’ . Heeft u toch bij het vissen (niet alleen op snoek) een wondje opgelopen, dan direct met jodium ontsmetten. De ervaring heeft me geleerd, altijd een eerste-hulp-doosje in mijn vistas mee te dragen. Ik heb het nog nooit voor mezelf hoeven gebruiken (even afkloppen), maar er veel anderen een dienst mee kunnen bewijzen. En nu we het daar toch over hebben: als u een haak door de vinger krijgt, dan nooit terugtrekken, maar de weerhaak doordrukken en afknip¬pen. Pas dan de haak terughalen.

< >