ABC van de Hengelsport

Van Onck (1972)

Gepubliceerd op 28-04-2019

LOOD

betekenis & definitie

Lood speelt in de hengelsport een grote rol. Het kan verschillende functies hebben.

Niet de minst belangrijke is daarbij het uitloden van het tuig. Hiervoor kan worden gebruikt:

Loodhagel — ronde loodjes gegleufd, zodat ze zijwaarts op de lijn kunnen worden gezet. Zacht lood (Frans) is te verkiezen boven de hardere soorten.

Styllood — cilindervormige loodjes van zeer zacht lood die gemakkelijk met de hand op de lijn geknepen kunnen worden.

Bladlood — rolletjes zeer dun lood, dat kan dienen voor het scherper afstellen van een tuig, het verzwaren van dobbers of het vervaardigen van een plomphaak, wanneer men deze wil gebruiken en niet kant en klaar bij zich heeft.

Bij het vissen ,op de top’ in zoetwater maakt men gebruik van een peerlood, dat aan het eind van de lijn wordt gezet. Men noemt dit ook wel paternosterlood .

Schuiflood (glijlood) is doorboord, zodat de lijn er vrij doorheen kan lopen. Een aparte plaats neemt het Catherinelood in, dat met een pennetje van terzijde op de lijn kan worden gezet. Eilood is een schuiflood dat de naam aan zijn vorm dankt.

Peillood heeft een naam die de functie duidelijk weergeeft. Er zijn twee modellen, het kloklood en het knijp(peil)lood. Het laatste kan men aan de haak bevestigen zonder het aas te verwijderen.

Ook anti-kinklood verraadt door de naam de functie. Het wordt gebruikt bij het kunstaasvissen maar zeer zeker ook bij het slepend vissen met het dode visje. Twee modellen worden het meeste gebruikt n.l. het knijplood, dat eenvoudig op de lijn wordt geknepen en het speldlood, dat tussen lijn en aas wordt geplaatst.

Peurlood — kegelvormig doorboord lood, gebruikt bij het peuren.

Zeelood is in vele vormen, soorten en gewichten in de handel. Meestal heeft het ter bevestiging een ingegoten oog. Het van dreggen voorzien lood noemt men ankerlood.

N.B. De term ,bovenlood’ slaat op een bepaalde functie .

< >