Tsjechisch: Ceskoslovenska Republika, sedert 1918 staat in Midden-Europa, 140 400 km2, 143/4 mill. inw., bestaande uit Tsjechen (43,2 %), Slowaken (22,3 %), Duitschers (23,4 %), Hongaren (5,6 %), Roethenen (4,3 %), Polen (0,6 %). Van deze bevolking belijdt ruim ¾ den R.K. godsdienst.
Het bergachtige deel v. T. omvat de W. en Midden-Karpathen met hun voorland tot a/d Theiss. Door het laagland stroomen de Elbe, Moldau, Donau, March en Waag. Klimaat, vooral i/h O., streng. Bijna de helft v/d oppervl. wordt d/d landbouw in beslag genomen (tarwe, suikerbieten, aardappelen). De boschbouw is eveneens belangrijk.
Vrij uitgebreide veestapel. De bodem bevat steenkool, bruinkool, verschill. ertsen en minerale bronnen, vooral i/h N. deel v. Bohemen. Veel nijverheid (hout, ijzer, textiel, glas, chemicaliën, landbouwwerktuigen, machines, schoenwerk). Levendig scheepvaartverkeer o/d Donau, Moldau en Elbe. Spoorwegnet ca. 14 000 km lar r.
Hoofdst. Praag. De uitvoerende mac'.t berust b/d president, ambtstijd 7 jare.i; het ministerie bestaat uit 14 ministers. De wetgevende macht is in handen v/d Kamer v. Afgevaardigden m. 300 leden en den Senaat, die 150 leden telt. Er bestaat algemeen, evenredig kiesrecht.