Naamwoord: 1 samengesteldbloemigen, composita: aardpeer, afrikaan, akkergoudsbloem, alant, alsem, andijvie, (krulandijvie), artemisia, (bijvoet, wilde averuit, zeeartemisia), artisjok, aster, (wilgaster, zulte), boerenwormkruid, (steenvaren), bertram, chrysant, cichorei, dalia, (cactusdalia), distel, (dauwdistel, distelkruid, doorndistel, doornzaad, driedistel, kogeldistel, knikkende -, kruldistel), dragon, (klapperkruid), droogbloem, (bleekgele -, bosdroogbloem, moerasdroogbloem), duizendblad, (achilleskruid), edelweis, ganzebloem, (gele -, margriet, moederkruid), goudsbloem, havikskruid, (blauwgroen -, boshavikskruid, gewoon havikskruid, muizenoor, muurhavikskruid, schermhavikskruid, spits havikskruid, stijf -, weidehavikskruid), hoefblad, kamille, (aasbloem, akkerkamille, echte -, reukloze -), kardoen, klis, (kladdebos, akkerklis, donzige -, grote -, kleine -, middelste -), knoopkruid, (zwart -), korenbloem, kruiskruid, (boskruiskruid, dwalend kruiskruid, fuchs’ kruiskruid, jakobs’ kruiskruid, kleverig kruiskruid, lancetbladig -, moerasandijvie, moeraskruiskruid, smalbladkruiskruid, waterkruiskruid), leeuwentand, (herfstleeuwentand, ruige leeuwentand), leverkruid, madeliefje, (grasbloem, johannesbloem, kersouw, meizoentje), melkdistel, (akkermelkdistel, hazedistel, moerasmelkdistel, ruwe melkdistel, melknetel, steekdistel), paardebloem, (hondsbloem), pyretrum, gulden roede, roerkruid, schorseneer, sla, (muursla, snijsla), strobloem, tandzaad, (driedelig -, knikkend -), valkruid, vederdistel, (akkervederdistel, kale jonker, moesvederdistel, Spaanse ruiter, speerdistel), vlooienkruid, zeealsem, zinnia, zonnebloem.
2 kaardeachtigen, dipsaceae: blauwe knoop, duifkruid, kaardebol, (kleine -, wilde -, woldistel).
3 valerianaachtigen, valerianaceae: valeriaan, (kleine -, vliervaleriaan), veldsla, (geoorde -).
4 sterbladigen, rubiaces: druif- kruid, gambirplant, gardenia, kinaboom, kleefkruid, koffieboom, (mannetjeskoffieboom), kolokwint, (bitterappel), lievevrouwebedstro, meekrap, ruwkruid, walstro, (boswalstro, driehoornig -, echt -, kleverig -, kruisblad-walstro, liggend walstro, moeraswalstro, weidewalstro).
5 kamperfoelieachtigen, caprifolisceae: balroos, bolroos, geiteblad, abelia, geiteklaver, Gelderse roos, kamperfoelie, (wilde -), sneeuwbal, sneeuwbes, vlier, (bergvlier, kruidvlier).
6 komkommerachtigen, cucurbitaceae: augurk, duivelskers, heggerank, kalebas, komkommer, meloen, (kanteloep, netmeloen, watermeloen), pompoen, (kwintappel, pronkappel, pronkpeer).
7 lobeliaachtigen, lobeliaceae: lobelia, waterlobelia.
8 klokjesachtigen, campanulaceae: klokje, (akkerklokje, alpenklokje, breedbladklokje, grasklokje, kluwenklokje, perzikblad-klokje, rapunzelklokje, ruig klokje), venusspiegel, (kleine -, kantvrucht), zandblauwtje.
9 bosbesachtigen, vacciniacese: blauwbes, bosbes, (blauwe -, rode -, kraakbes), rijsbes, veenbes.
10 weegbreeachtigen, plantaginaceae: oeverkruid, weegbree, (grote herfsthoomweegbree, hondsribbe, ruige weegbree, smalle -, zeeweegbree).
11sleutelbloemachtigen, primulacea: alpenviooltje, aurikel, bakkruid, cyclamen, (aardbrood), guichelheil, (teer -, bastaardmuur), melkkruid, penningkruid, primula veris, sleutelbloem, (gewone -, slanke -, stengelloze -), strandkruid, (Engels gras), waterviolier, wederik, (boswederik, moeraswederik).
12 blaaskruidachtigen, utriculariaceae: blaasjeskruid, (klein -, middelst vergeten -, vlaklippig -), vetblad.
13 verbenaachtigen, verbenacese: djatiboom, ijzerhard.
14 akantachtigen, acanthaceae: akant.
15 trompetbloemachtigen, bigoniaceae: trompetbloem, trompetboom.
16 bremraapachtigen, orobanchaceae: bremraap, (bitterkruidbremraap, blauwe bremraap, grote bremraap, walstrobremraap), hennepvreter, klavervreter.
17 zwartkorenachtigen, melampyraceae: hengel, ratelaar, wilde weit, zwart koren.
18 leeuwenbekachtigen, scrophulariaceae: ereprijs, (akkerereprijs, beekpunge, bergereprijs, breedbladereprijs, doffe ereprijs, gladde -, gewone -, grote -, klimopereprijs, langbladereprijs, liggende ereprijs, mannetjesereprijs, schildvruchtereprijs, tijmbladereprijs, veldereprijs, voorjaarsereprijs, vreemde ereprijs, waterereprijs), helmkruid, (gevleugeld -, voorjaarshelmkruid, aambeienkruid), kartelblad, (boskartelblad, moeraskartelblad), leeuwebek, (leeuwemuil, akkerleeuwebek, eironde leeuwebek, gele -, kleine -, muurleeuwebek, rood leeuwebekje, spiesleeuwebek, vlasleeuwebek), maskerbloem, muscusplant, pantoffeltje, (pantoffelbloem), toorts, (koningskaars, melige toorts, mottenkruid, stalkaars, windbloemtoorts, zwarte toorts), vingerhoedskruid, (digitalis).
19 lipbloemigen, labiatae: aardveil, andoom, (akkerandoom, bosandoom, moerasdoorn), basilicum, (bazielkruid), bonenkruid, brunel, dovenetel, (gevlekte -, hoenderbeet, paarse dovenetel, witte -), gamander, hennepnetel, (bleekgele -, dauwnetel, raai), hysop, hondsdraf, hondsnetel, (kruip-door-de-tuin), ijzerkruid, kattekruid, kruizemunt, lavendel, malrove, marjolein, (wilde -), melisse, pepermunt, salie, (bossalie, kleinbloemsalie, kranssalie, veldsalie), tijm, (wilde -), zenegroen.
20 ruwbladigen, asperifoliaceae: bernagie, heliotroop, kromhals, longkruid, ossetong, slangekruid, smeerwortel, vergeet-mij-nietje, (bosvergeet-mij-nietje,
middelst -, moerasvergeet-mij-nietje, ruw -, veelkleurig -, voorjaarsvergeet-mijnietje, zodevergeet-mij-nietje).
21 nachtschadeachtigen, solanaceae: aardappel, bilzenkruid, bitterzoet, (alfrank, elfrank, dolbessenkruid), doornappel, (dolappel), eierplant, jodenkers, (ballonplant), nachtschade, (dolkruid), petunia, Spaanse peper, tabak, tomaat, wolfskers, (doodkruid).
aardappelloof, aardapperstoel, aardappelstronk, aardappelgroeze (Zn.).
22 polemoniaceae: cobea, herfstsering, flox (floks).
23 windeachtigen, convolvulacese: dagbloem, sierconvolvulus, warkruid, (duivelsnaaigaren, groot warkruid, klein vlaswarkruid), winde, (akkerwinde, haagwinde, klokwinde, purperwinde, zeewinde).
24 gentiaanachtigen, gentianacese: aardgal, duizendguldenkruid, (fraai strandduizendguldenkruid), gentiaan, (Duitse -, klokjesgentiaan, kruisbladgentiaan, slanke gentiaan, veldgentiaan), waterdrieblad, watergentiaan.
25 jasmijnachtigen, jasminaceae: jasmijn.
26 loganiacese: braaknoteboom.
27 apocynaceas: maagdepalm, (grote -), oleander, (laurierroos).
28 olijfachtigen, oleaceae: es, treures, liguster, olijfboom, sering, (nagelbloem), storaxboom.
29 hulstachtigen, ilexaceae: hulst.
30 heideachtigen, ericaceas: aardbeiboom, arbutus, azalea, heide, (dopheide, honigheide, struikheide), rododendron, (alpenroos, steenroos), wintergroen.
heidestruik, heidekruid, heidebloem.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Vergroeidkroonbladigen - Sympetalce
betekenis & definitie