Scherpe klank

betekenis & definitie

Adjectief: scherp, scherpklinkend, scherpluidend, helder, glashelder, zo zuiver als glas, gepareld, hel, schel, schelklinkend, schelluidend, hoog, schril, pieperig, doordringend, snijdend, snerpend, schreeuwend, schetterend, schetterachtig, schetterig, bovenuit klinkend.

Werkwoord: krassen, krissen, kriskrassen, snerken, knarpen, knerpen, knirpen, snierken, knarsen, knersen, knisteren, knoersen, sudderen, girsen, knetteren, knitteren, kletteren, kraken, klappen, klakken, knakken, knappen, knapperen, piepen, kriepen (Zn.), sissen, aansissen, sijfelen, aansijfelen, schuifelen, aanschuifelen, fluiten, gieren, schateren, klingelen, tingelen, tjingelen, rinkelen, rinkinken, klateren, joelen, schetteren, dat gaat je door merg en been.

Naamwoord: gefluit, gegier, gegil, geklak, geklap, geklater, geklapper, geklepper, gekletter, geknetter, geschetter, geknars, gekraak, gekras, gekrijs, gepiep, gerinkel, getink, gesis, krak, kraak, kraker, knak, knap, klap, klak, sisser, knetterslag, schetterklank, glasklank, zilverklank.

Onrechtstreekse wending: krak, klats, klets, klits, klitsklats, klitsklets, pardaf, klingeling, klingelingeling, tingelingeling.