G apokopè ‘afkapping’, vgl. aferesis↗. Fonische figuur waarbij aan het eind van een woord een of meer klanken worden weggelaten. De eenvoudigste vorm is de weglating van een onbeklemtoonde eindklinker (einde > eind; ebbe > eb) of een eindmedeklinker (gift > gif; in gesproken taal de eind-n bij de uitgang -en). Omvangrijker weglatingen zijn bv. bioscoop > bios; bibliotheek > bieb (zn bib); laboratorium > lab; professor > prof; juffrouw > juf. Soms wordt de verkorte vorm enigszins aangepast: e microphone > mike; television > telly. De verkorte vorm kan van betekenis veranderen, bv. fotografie > foto (de kunst of de techniek > het aparte product). De volledige vorm fungeert soms als archaïsme: automobiel vs. auto.
De apocope werd vroeger vaak gemarkeerd door een apostrof (afkappingsteken, weglatingsteken): ‘Geen dichte drom/Volg’ stroef en stom’ (Bilderdijk, ‘Uitvaart’). De afkapping van een onbeklemtoonde eindklinker voor een klinker bij het begin van het volgende woord heet elisie↗: ‘d’Oude grijse blijft een kind’ (Luyken, ‘Air’).
Functies:
1) taaleconomie De verkorte vorm klinkt informeler: ‘prof’ is studententaal, ‘professor’ de officiële titel. Apocope is typisch voor Franse spreektaal: quatre > quat’; télévision > télé; baccalauréat > bac; manifestation > manif; mathématiques > math; sympathique > sympa; publicité > pub; ‘C’est pas croyab’ (Nie te gelove; Queneau, Zazie dans le métro)
2) metrisch of ritmisch hulpmiddel in poëzie, slogans en spreuken
N)poëticismen als stond (stonde), stilt (stilte), dees (deze), vreugd (vreugde), lent’ (lente); vgl. ‘Eind goed, al goed’
F) encor (encore), s’ (se), bv. ‘Si toutes les filles du monde voulaient s’donner la main’ (P. Fort, ‘La ronde autour du monde’)
E) th’ (the), i’ (in), o’ (on, of)
D) Ruh (Ruhe), i’ (ich), bv. ‘Muss i’ denn, muss i’ denn’ (volkslied)
I) buon (buono), pensier (pensiero), van (vanno)