Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Ulpiāni.

betekenis & definitie

Ulpiāni. - 1) Domitius Ulpianus, uit Tyrus, beroemd jurist ten tijde van keizer Alexander Sevērus, wiens vriend en raadsman hij was en onder wien hij hooge ambten bekleedde. In 228 n.

C. werd hij als praefectus praetorio des nachts in het paleis overvallen en vermoord door de soldaten, die over de strenge tucht ontevreden waren. Van zijne talrijke geschriften (o. a. ad edictum praetoris in 81 boeken, ad edictum aedilium curulium in 2 boeken, en ad Masurium Sabīnum, in 51 b.) zijn slechts weinige fragmenten over, doch in de pandecten zijn vele uittreksels overgenomen.—2) Ulpianus van Emesa, schrijver van rhetorische werken en o. a. ook van scholia op Demosthenes, onder Constantijn den Gr.