Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Suēbi

betekenis & definitie

Suēbi - uitgebreide en machtige volkenbond in Germania, een groot gedeelte van de latere Hoogduitschers. Hun land was in 100 gouwen verdeeld, waarvan elk 1000 krijgers kon leveren.

Hun roem was, alles rondom hen zoover te verwoesten, dat zij geene naburen hadden. Onder Ariovistus neemt een gedeelte van het volk bezit van de door de Helvetiërs verlaten streken ten Zuiden van den Main, en dringt dan ook in den Elzas door, waar Caesar ze in 58 verslaat.

Ook de Semnones in Midden-Germania (tusschen Elbe en Spree) behoorden er toe. Bij Tacitus wordt O.

Germania tusschen de Donau en de Oostzee Suebia genoemd. Hun naam leeft nog voort in Zwaben.

In de 3de eeuw n. Chr. vormt een gedeelte van de Suebische stammen (vooral de Semnones) den nieuwen volkerenbond der Alamannen (z. a.).