Pirae(e)us - Πειραιεύς, de havenstad van Athene, door Themistocles aangelegd, en later door Pericles verder afgewerkt. Toen Themistocles een moderne vloot van triëren wilde bouwen, was de open bocht van Phalēron als oorlogshaven niet meer geschikt. Daarom richtte hij het schiereiland Piraeus als havenstad in, en omgaf het met stevige muren; Munichia, de heuvel ten Oosten, werd hiervan de burcht.
De stad had 3 havens, de westelijke, de eigenlijke Piraeus, diende voornamelijk voor het handelsverkeer. De invaart werd bewaakt door twee torens en kon door zware kettingen worden afgesloten. Aan de andere, de oostelijke, zijde van de stad vond men de oorlogshavens Zea en Munichia.
De stad was volgens het plan van Hippodamus van Milete aangelegd met rechte straten, die elkaar rechthoekig sneden. Men vond er verder scheepswerven, een groot korenmagazijn, een groote beurs (τὸ δεῖγμα), een arsenaal (σκευοθήκη), een theater, enz. Een tijd lang, in de 4de eeuw, was de bevolking van den Piraeus even talrijk als die van Athene zelf.
De wegen, die van den Piraeus naar Athene voerden, lagen tusschen de lange muren, τὰ μακρὰ τείχη, τὰ σκέλη, besloten. Oorspronkelijk waren er twee muren, één naar de N.-zijde van den Piraeus, één naar Phalēron; maar Pericles liet nog een tusschenmuur bouwen, en nu liet men den Phalerischen muur vervallen.