Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 10-06-2019

Origenes

betekenis & definitie

Origenes - Ὠριγένης, 1) de kerkvader, zoon van Leonidas, geb. 185 na. C. te Alexandrië, gest. 254

te Tyrus, leerling van Clemens Alexandrīnus. Nadat hij zich in zijne jeugd met taalkundige en wijsgeerige studiën had bezig gehouden en v. s. ook de school van Ammonius Saccas bezocht had, verdedigde hij in verscheidene werken (z. ook Celsus) het Christendom, ook op gronden, aan de oude grieksche wijsgeeren ontleend. Zijn buitengewone werkzaamheid verwierf hem den naam van ἀδαμάντινος.—2) neo-platonisch wijsgeer, leerling van Ammonius Saccas, leermeester van Longīnus.

< >