Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Gaea, Ge

betekenis & definitie

Gaea, Ge - Γαῖα, Γῆ de Aarde als godin. Zij is de oudste der goden, daar zij onmiddellijk uit den Chaos ontstaan is, en heeft een zeer talrijk kroost. Terstond na hare geboorte bracht zij Uranus, Pontus en de bergen voort, daarna werd zij bij Uranus moeder van de Titanen, Cyclopen en Hecatonchiren, bij Pontus van Nereus, Thaumas, Phorcys, Ceto en Eurybia, uit het bloed van Uranus’ (z. a.) wonden bracht zij de Erinyen en Giganten ter wereld, terwijl ook de autochthonen als hare kinderen beschouwd worden.

Zij is de godin die alle leven doet ontstaan, de menschen voedt en hen in hunne jeugd doet opgroeien (Κουροτρόφος), maar die ook alles wat geleefd heeft weder in haar schoot opneemt. Ook is zij eene orakelgevende godin en had zij het eerst het orakel van Delphi bezeten. Later werden hare eigenschappen grootendeels overgebracht op Rhea Cybele, Demēter, Hestia, e.a.—Bij de rom. werd eveneens Tellus als godin vereerd.